De laatste jaren is het werk van Dries Verhoeven meer richting de beeldende kunst verschoven. Waar de theaterconventie uitgaat van de passieve bezoeker (de bezoeker blijft zitten op zijn stoel, tenzij hij zijn interesse verliest en wegloopt), gaat de museumconventie uit van de bewegende bezoeker (de bezoeker loopt verder naar de volgende zaal, tenzij hij geïnteresseerd raakt in een werk). Het levert volgens Verhoeven een actief denkende kijker op. Dit geldt in nog sterkere mate voor de voorbijganger op straat, in principe loopt hij door, tenzij een artistiek gebaar hem dusdanig interesseert of verwart dat hij vertraagt of zijn wandeling stilvalt.
Verhoeven geeft de ontwikkeling van scenografie als autonome betekenisdrager geregeld een impuls. De ontworpen ruimte ligt niet zozeer in het verlengde van een performatieve handeling, maar heeft een autonome radicale zeggingskracht. De afgelopen jaren ontwikkelde hij vaker ontwerpen die door hun plaatsing in het publieke domein een politieke betekenis hadden.